MAKE A MEME View Large Image Boer te Zwolle aan Apotheker (drogist) N. Essingh beschrijft de oplichtingspraktijken van een broer van de schrijver. Daarnaast verwijst hij naar professor Izaäc van Deen die in Zwolle 17 jaar hun huisarts en huisvriend was. Dat maakt deze ...
View Original:Groningen_brief_aan_N._Essingh_Apotheker_Oude_Ebbingestraat_1852_Gravure_van_Otto_Eerelman_van_de_fysiologische_onderzoeksruimte_van_Professor_van_Deen_in_1862.jpg (2972x1265)
Download: Original    Medium    Small Thumb
Courtesy of:www.flickr.com More Like This
Keywords: Deze brief van B.J.N. de Boer te Zwolle aan Apotheker (drogist) N. Essingh beschrijft de oplichtingspraktijken van een broer van de schrijver. Daarnaast verwijst hij naar professor Izaäc van Deen die in Zwolle 17 jaar hun huisarts en huisvriend was. Dat maakt deze brief speciaal. Izaäc van Deen was de eerste Joodse Hoogleraar in Nederland (1851) aan de universiteit van Groningen. Dat ging niet zonder slag of stoot omdat anti-semitisme in die tijd niet ongewoon was. In 2012 is er een biografie over Izaäc van Deen verschenen "Tussen zieken, boeken en kikkers – De fysiologie van een leven Izaäc van Deen (1804-1869)". Hieronder de tekst van de brief. Daarna nog wat extra informatie over Izaäc van Deen. Op internet is redelijk veel informatie over hem te vinden. Zwolle, 27 Sept. 1852 In antwoord op Uwe letteren diend in den eersten plaats ik tot mijn leedwezen ued zeggen moet, al mijne Broeders voorgeven (beweringen) aan ued, welke U schrijft eene reeks van leugens zijn. Noch was hij immer nachtofficier. Nog had een mandjes? van ons te wagten (verwachten) noch is de familie Crommelein familie van ons. Alles in een woord zijn leugens. Wat Ued doet is ons geheel onverschillig. Want wij hebben helaas reeds zo veel schande van onzen broeder beleeft, dat wat meer ons niet vreemd is. Maar ik raad Ued om Ued zelfs willen, daar wij innig leedwezen gevoelen u zo gemeen opgeligt zijt. Om bij kwaad geld geen goed weg te werpen en geene kosten te maken. Want dit is waarheid. Jacques bezit geen gulden en heeft niets te wagten (verwachten). Zo verre zelfs dat een geringe som die na de dood van eene Oom ons nog geworden moet, tot de laatste Stuiver door hem verkogt is. Ik kan Ued gerust verzekeren van hem niets te halen is, en wij hebben hem deser dagen geschreven wij geen brieven van hem aannemen. En al zat hij gevangen of in welke omstandigheden ook, geven hem, of betalen voor hem geene enkele gulden. Van ons zeer beperkte vermogen hebben wij honderden voor hem in een grondelozen put geworpen. Ued kan Ued geen denkbeeld maken van het leed wij door hem gehad hebben. en de schande hij zijne familie en de nagedachtenis zijner brave ouders aandeed. Holland, Gelderland, Overijssel, overal was zijne handelwijze als nu in Groningen. Maar dit verzeker ik Ued hoe zeer mij voor Ued leed is, van hem te halen is minder dan niets. Ik kan ued dit alles niet meer bij herhaling schrijven. Doch wenscht Ued hem of ons nader te leren kennen, vervoegt ued dan bij Professor Van Deen te Groningen die 17 jaar onzen arts en huisvriend was. Na vriendelijk ued verzogt te hebben ons verder buiten de zaken van mijn broeder te laten. Zoals wij ook de brieven die ued ons uit Arnhem toezond terug gezonden hebben. Daar wij nu gelukkig zelfs zijnen verblijfplaats niet weten of wenschen te weten. namens mij met achting B.J.N den Boer Izaäc van Deen De eerste joodse professor in Nederland, Izaac van Deen (1804-1869). was een vooraanstaande fysioloog die in zijn tijd gold als een pionier binnen een groep 'nieuwe medici'. Zij keerden zich af van de aloude romantische aanpak en waren voorstanders van 'een moderne natuurwetenschappelijke benadering van de geneeskunde'. De zoon van de uit Kopenhagen afkomstige Groningse opperrabbijn Abraham Tiktin Izaäksen van Groningen studeerde medicijnen in Kopenhagen en Leiden. Tijdens zijn studie in Leiden maakte hij kennis met de Zwollenaar H.C.H. Thorbecke, een broer van de staatsman. Izaac van Deen promoveerde in 1831 in Kopenhagen. Zijn relatie met de Thorbeckes wordt in verband gebracht met zijn beslissing om zich in Zwolle te vestigen. Izaac van Deen en Roelof Jan Thorbecke onderhielden een regelmatige correspondentie. In 1834 promoveerde hij in Leiden opnieuw op een proefschrift over het zenuwstelsel en vestigde zich als arts in Zwolle. Hij verwierf bekendheid met zijn experimenten en openbare demonstraties van de zenuwbanen van kikkers. Izaac van Deen reisde in de postkoets of trekschuit met zijn trommels vol voor de vivisectie bestemde kikkers door Nederland. Hij toonde bij kikkers en konijnen proefondervindelijk aan dat sommige zenuwstrengen in het ruggenmerg motorische prikkels doorgaven terwijl andere zenuwen gevoelsprikkels geleiden. Dat deze achterstrengen dienen voor de geleiding van het gevoel, de voorstrengen voor de geleiding van motorische prikkels was indertijd een nieuwe ontdekking. Het resultaat van zijn onderzoek werd als "Over de voorste en achterste strengen van het ruggemerg" gepubliceerd. De jonge medicus was een voorman van de groep "nieuwe medici" die strikt rationeel en modern natuurwetenschappelijk wilden werken en afstand namen van de oude romantische aanpak van wetenschappelijk onderzoek. Izaac van Deen correspondeerde met de jonge mede-fysiologen F.C. Donders en Jacob Moleschott. In 1834 en in 1849 braken in Dalfsen en Zwolle cholera-epidemieën uit. Van Deen kende de oorzaak van de dodelijk verlopende ziekte niet. Hij was onderwezen in de uit de middeleeuwen stammende theorie van de miasmen. Men leerde dat cholera ontstond "door een tot nu toe niet ontdekt specifiek nocens (vergift), hetwelk in de atmospheer, die overigens in hare normale zamenstelling onveranderd is, gemengd is. Dit nocens doordringt ook het bovenste gedeelte van het water, en wordt dientengevolge door de waterwegen vooral spoedig verspreid". Een vermoeden van het later aangetoonde verband tussen het ontstaan van cholera en het drinken van besmet drinkwater had Izaac van Deen dus wel. Als arts vertaalde Van Deen medische artikelen uit vreemde talen die verschenen in het "Nieuw Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang". De vertaalde artikelen verschenen tussen 1846 en 1851 onder zijn redactie bij Tjeenk Willink te Zwolle. De fysiologie (leer der verrichtingen) paste bij uitstek bij een fysische en chemische benadering. Voor hoogleraar Van Deen stond daarbij het belang van voeding en stofwisseling voorop. Of zoals de in 1851 met politieke steun van Thorbecke tot buitengewoon hoogleraar benoemde Van Deen het stelde: 'De stof bepaalt de mens en de mens is wat hij eet.' Meteen na zijn aanstelling begon hij te ijveren voor een fysiologisch laboratorium. In 1866 werd zijn wens vervuld en kon Van Deen beschikken over een van de meest geavanceerde onderzoeksfaciliteiten op zijn vakgebied in Europa. De hoogleraar, die eerder als huisarts in Zwolle werkte, deed onder meer proeven met kikkers. Van Deen zag zijn buitengewoon hoogleraarschap in 1857 omgezet in een gewoon hoogleraarschap. Johan Huizinga schreef decennia geleden in Academia Groningana dat 'de Groningsche hoogeschool het met ere in haar geschiedenis mag vermelden, dat in dezen hier het voorbeeld is gegeven'. Van Deen heeft zeventien jaar op een aanstelling als hoogleraar moeten wachten. Hij werd eerst afgewezen in Leiden en moest twee keer solliciteren in Groningen. De laatste keer hielp Thorbecke hem een handje. Hij sprak nadrukkelijk zijn voorkeur uit voor Van Deen en dreigde hard te zullen optreden tegen vriendjespolitiek. In een aanbevelingsbrief schreef Thorbecke "Ik ben anders geen voorstander van de jooden. Doch deze onderscheidt zich op eene eervolle wijs, door knapheid zoowel als door bescheidenheid, en heeft reeds, ten tijde der cholera, belangrijke diensten gedaan". Antisemitisme was een grote hindernis geweest bij de benoeming van van Deen. Van Deen werd op 24 augustus 1851 met nadrukkelijke ondersteuning van de inmiddels tot minister opgeklommen Thorbecke de eerste Joodse buitengewoon Hoogleraar in Nederland. De benoeming van de eerste joodse hoogleraar kwam ruim vijftig jaar na de juridische gelijkstelling van de joden in Nederland. Van Deen stond overigens ambivalent tegenover het joodse geloof. Hij hield zich er afzijdig van en liet zijn stoffelijke resten ter aarde bestellen op de openbare Zuiderbegraafplaats in Groningen. Relletje tijdens de cholera-epidemie. Voor eenige dagen namen wij uit de Provinciale Groninger Courant een artikel over, waarbij verontwaardiging te kennen gegeven werd over het verlaten van Groningen door Prof. v. D. tijdens het aldaar heerschen van de cholera. Het is een slecht soldaat, die zijn post verlaat. 1 augustus 1866 Algemeene verontwaardiging heeft het alhier te Groningen verwekt dat — terwijl niet alleen alle doctoren dag en nacht bezig geweest zijn, om de ziekte waardoor Groningen zoo vreeselijk wordt geteisterd, te bestrijden , en zelfs de studenten in de medicijnen, zonder eenige uitzondering, hunne diensten hebben aangeboden , om in dezen benarden tijd behulpzaam te zijn, - de hoogleeraar bij de Geneeskundige Faculteit v. D. (van Deen) Groningen is ontvlugt, toen de cholera zich in zijne buurt vertoonde; ja zelf zijne herhaaldelijk ingeroepen hulp geweigerd heeft, toen de boven hem wonende luitenant-kolonel en diens echtgenoote plotseling door de ziekte werden aangetast. Wij vermelden deze zaak, zonder er meer bij te voegen: de zaak spreekt uit haar zelve genoeg. Toen in 1674 de pest te Londen zoo verschrikkelijk heerschte, ontvlugtte de beroemde geneeskundige Sydenham de stad. De koning liet hem echter terughalen en gebood, dat hij tusschen vier dragonders zoude practiseren, tot dat hij plegtig beloofd had in de stad te zullen blijven. Zulke rigoureuse middelen zijn thans niet meer mogelijk, maar het behoeft ook niet: de algemeene verontwaardiging zal den bedoelden hoogleeraar genoeg treffen. Groningen. B. Dezelfde courant bevat heden de volgende brieven van professor van Deen: Mijnheer de Redacteur! In uwe courant van den 1e Augustus staat een ingezonden artikel, geteekend B , waarin men mij beschuldigt de van mij gevraagde geneeskundige hulp voor eenen cholera-lijder in mijn huis geweigerd te hebben en de cholera te zijn ontvlugt. Ik tart den schrijver uit te bewijzen, dat ik ooit iemand, bij besmettelijke of niet besmettelijke ziekten, hetzij van armen of rijken, mijne hulp, als die gevraagd werd, heb geweigerd, of dat ik ooit uit vrees voor mijn persoon mij ontzien heb zieken te bezoeken of bij hen te blijven. Daar hij dit niet kan, verklaar ik hem voor een vuile lasteraar, die de diepe verachting der maatschappij overwaardig is. Steeg, den 19 Augustus 1866. De ondergeteekende kan en zal bewijzen, dat niemand hem verzocht heeft den heer Toewater of mevrouw in hunne ziekte bij te staan. Hij verklaart daarom de aantijging in de Provinciale Groninger Couranten van den 18 en 21 Augustus voor vuige laster. VAN DEEN." Deze brief van B.J.N. de Boer te Zwolle aan Apotheker (drogist) N. Essingh beschrijft de oplichtingspraktijken van een broer van de schrijver. Daarnaast verwijst hij naar professor Izaäc van Deen die in Zwolle 17 jaar hun huisarts en huisvriend was. Dat maakt deze brief speciaal. Izaäc van Deen was de eerste Joodse Hoogleraar in Nederland (1851) aan de universiteit van Groningen. Dat ging niet zonder slag of stoot omdat anti-semitisme in die tijd niet ongewoon was. In 2012 is er een biografie over Izaäc van Deen verschenen "Tussen zieken, boeken en kikkers – De fysiologie van een leven Izaäc van Deen (1804-1869)". Hieronder de tekst van de brief. Daarna nog wat extra informatie over Izaäc van Deen. Op internet is redelijk veel informatie over hem te vinden. Zwolle, 27 Sept. 1852 In antwoord op Uwe letteren diend in den eersten plaats ik tot mijn leedwezen ued zeggen moet, al mijne Broeders voorgeven (beweringen) aan ued, welke U schrijft eene reeks van leugens zijn. Noch was hij immer nachtofficier. Nog had een mandjes? van ons te wagten (verwachten) noch is de familie Crommelein familie van ons. Alles in een woord zijn leugens. Wat Ued doet is ons geheel onverschillig. Want wij hebben helaas reeds zo veel schande van onzen broeder beleeft, dat wat meer ons niet vreemd is. Maar ik raad Ued om Ued zelfs willen, daar wij innig leedwezen gevoelen u zo gemeen opgeligt zijt. Om bij kwaad geld geen goed weg te werpen en geene kosten te maken. Want dit is waarheid. Jacques bezit geen gulden en heeft niets te wagten (verwachten). Zo verre zelfs dat een geringe som die na de dood van eene Oom ons nog geworden moet, tot de laatste Stuiver door hem verkogt is. Ik kan Ued gerust verzekeren van hem niets te halen is, en wij hebben hem deser dagen geschreven wij geen brieven van hem aannemen. En al zat hij gevangen of in welke omstandigheden ook, geven hem, of betalen voor hem geene enkele gulden. Van ons zeer beperkte vermogen hebben wij honderden voor hem in een grondelozen put geworpen. Ued kan Ued geen denkbeeld maken van het leed wij door hem gehad hebben. en de schande hij zijne familie en de nagedachtenis zijner brave ouders aandeed. Holland, Gelderland, Overijssel, overal was zijne handelwijze als nu in Groningen. Maar dit verzeker ik Ued hoe zeer mij voor Ued leed is, van hem te halen is minder dan niets. Ik kan ued dit alles niet meer bij herhaling schrijven. Doch wenscht Ued hem of ons nader te leren kennen, vervoegt ued dan bij Professor Van Deen te Groningen die 17 jaar onzen arts en huisvriend was. Na vriendelijk ued verzogt te hebben ons verder buiten de zaken van mijn broeder te laten. Zoals wij ook de brieven die ued ons uit Arnhem toezond terug gezonden hebben. Daar wij nu gelukkig zelfs zijnen verblijfplaats niet weten of wenschen te weten. namens mij met achting B.J.N den Boer Izaäc van Deen De eerste joodse professor in Nederland, Izaac van Deen (1804-1869). was een vooraanstaande fysioloog die in zijn tijd gold als een pionier binnen een groep 'nieuwe medici'. Zij keerden zich af van de aloude romantische aanpak en waren voorstanders van 'een moderne natuurwetenschappelijke benadering van de geneeskunde'. De zoon van de uit Kopenhagen afkomstige Groningse opperrabbijn Abraham Tiktin Izaäksen van Groningen studeerde medicijnen in Kopenhagen en Leiden. Tijdens zijn studie in Leiden maakte hij kennis met de Zwollenaar H.C.H. Thorbecke, een broer van de staatsman. Izaac van Deen promoveerde in 1831 in Kopenhagen. Zijn relatie met de Thorbeckes wordt in verband gebracht met zijn beslissing om zich in Zwolle te vestigen. Izaac van Deen en Roelof Jan Thorbecke onderhielden een regelmatige correspondentie. In 1834 promoveerde hij in Leiden opnieuw op een proefschrift over het zenuwstelsel en vestigde zich als arts in Zwolle. Hij verwierf bekendheid met zijn experimenten en openbare demonstraties van de zenuwbanen van kikkers. Izaac van Deen reisde in de postkoets of trekschuit met zijn trommels vol voor de vivisectie bestemde kikkers door Nederland. Hij toonde bij kikkers en konijnen proefondervindelijk aan dat sommige zenuwstrengen in het ruggenmerg motorische prikkels doorgaven terwijl andere zenuwen gevoelsprikkels geleiden. Dat deze achterstrengen dienen voor de geleiding van het gevoel, de voorstrengen voor de geleiding van motorische prikkels was indertijd een nieuwe ontdekking. Het resultaat van zijn onderzoek werd als "Over de voorste en achterste strengen van het ruggemerg" gepubliceerd. De jonge medicus was een voorman van de groep "nieuwe medici" die strikt rationeel en modern natuurwetenschappelijk wilden werken en afstand namen van de oude romantische aanpak van wetenschappelijk onderzoek. Izaac van Deen correspondeerde met de jonge mede-fysiologen F.C. Donders en Jacob Moleschott. In 1834 en in 1849 braken in Dalfsen en Zwolle cholera-epidemieën uit. Van Deen kende de oorzaak van de dodelijk verlopende ziekte niet. Hij was onderwezen in de uit de middeleeuwen stammende theorie van de miasmen. Men leerde dat cholera ontstond "door een tot nu toe niet ontdekt specifiek nocens (vergift), hetwelk in de atmospheer, die overigens in hare normale zamenstelling onveranderd is, gemengd is. Dit nocens doordringt ook het bovenste gedeelte van het water, en wordt dientengevolge door de waterwegen vooral spoedig verspreid". Een vermoeden van het later aangetoonde verband tussen het ontstaan van cholera en het drinken van besmet drinkwater had Izaac van Deen dus wel. Als arts vertaalde Van Deen medische artikelen uit vreemde talen die verschenen in het "Nieuw Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang". De vertaalde artikelen verschenen tussen 1846 en 1851 onder zijn redactie bij Tjeenk Willink te Zwolle. De fysiologie (leer der verrichtingen) paste bij uitstek bij een fysische en chemische benadering. Voor hoogleraar Van Deen stond daarbij het belang van voeding en stofwisseling voorop. Of zoals de in 1851 met politieke steun van Thorbecke tot buitengewoon hoogleraar benoemde Van Deen het stelde: 'De stof bepaalt de mens en de mens is wat hij eet.' Meteen na zijn aanstelling begon hij te ijveren voor een fysiologisch laboratorium. In 1866 werd zijn wens vervuld en kon Van Deen beschikken over een van de meest geavanceerde onderzoeksfaciliteiten op zijn vakgebied in Europa. De hoogleraar, die eerder als huisarts in Zwolle werkte, deed onder meer proeven met kikkers. Van Deen zag zijn buitengewoon hoogleraarschap in 1857 omgezet in een gewoon hoogleraarschap. Johan Huizinga schreef decennia geleden in Academia Groningana dat 'de Groningsche hoogeschool het met ere in haar geschiedenis mag vermelden, dat in dezen hier het voorbeeld is gegeven'. Van Deen heeft zeventien jaar op een aanstelling als hoogleraar moeten wachten. Hij werd eerst afgewezen in Leiden en moest twee keer solliciteren in Groningen. De laatste keer hielp Thorbecke hem een handje. Hij sprak nadrukkelijk zijn voorkeur uit voor Van Deen en dreigde hard te zullen optreden tegen vriendjespolitiek. In een aanbevelingsbrief schreef Thorbecke "Ik ben anders geen voorstander van de jooden. Doch deze onderscheidt zich op eene eervolle wijs, door knapheid zoowel als door bescheidenheid, en heeft reeds, ten tijde der cholera, belangrijke diensten gedaan". Antisemitisme was een grote hindernis geweest bij de benoeming van van Deen. Van Deen werd op 24 augustus 1851 met nadrukkelijke ondersteuning van de inmiddels tot minister opgeklommen Thorbecke de eerste Joodse buitengewoon Hoogleraar in Nederland. De benoeming van de eerste joodse hoogleraar kwam ruim vijftig jaar na de juridische gelijkstelling van de joden in Nederland. Van Deen stond overigens ambivalent tegenover het joodse geloof. Hij hield zich er afzijdig van en liet zijn stoffelijke resten ter aarde bestellen op de openbare Zuiderbegraafplaats in Groningen. Relletje tijdens de cholera-epidemie. Voor eenige dagen namen wij uit de Provinciale Groninger Courant een artikel over, waarbij verontwaardiging te kennen gegeven werd over het verlaten van Groningen door Prof. v. D. tijdens het aldaar heerschen van de cholera. Het is een slecht soldaat, die zijn post verlaat. 1 augustus 1866 Algemeene verontwaardiging heeft het alhier te Groningen verwekt dat — terwijl niet alleen alle doctoren dag en nacht bezig geweest zijn, om de ziekte waardoor Groningen zoo vreeselijk wordt geteisterd, te bestrijden , en zelfs de studenten in de medicijnen, zonder eenige uitzondering, hunne diensten hebben aangeboden , om in dezen benarden tijd behulpzaam te zijn, - de hoogleeraar bij de Geneeskundige Faculteit v. D. (van Deen) Groningen is ontvlugt, toen de cholera zich in zijne buurt vertoonde; ja zelf zijne herhaaldelijk ingeroepen hulp geweigerd heeft, toen de boven hem wonende luitenant-kolonel en diens echtgenoote plotseling door de ziekte werden aangetast. Wij vermelden deze zaak, zonder er meer bij te voegen: de zaak spreekt uit haar zelve genoeg. Toen in 1674 de pest te Londen zoo verschrikkelijk heerschte, ontvlugtte de beroemde geneeskundige Sydenham de stad. De koning liet hem echter terughalen en gebood, dat hij tusschen vier dragonders zoude practiseren, tot dat hij plegtig beloofd had in de stad te zullen blijven. Zulke rigoureuse middelen zijn thans niet meer mogelijk, maar het behoeft ook niet: de algemeene verontwaardiging zal den bedoelden hoogleeraar genoeg treffen. Groningen. B. Dezelfde courant bevat heden de volgende brieven van professor van Deen: Mijnheer de Redacteur! In uwe courant van den 1e Augustus staat een ingezonden artikel, geteekend B , waarin men mij beschuldigt de van mij gevraagde geneeskundige hulp voor eenen cholera-lijder in mijn huis geweigerd te hebben en de cholera te zijn ontvlugt. Ik tart den schrijver uit te bewijzen, dat ik ooit iemand, bij besmettelijke of niet besmettelijke ziekten, hetzij van armen of rijken, mijne hulp, als die gevraagd werd, heb geweigerd, of dat ik ooit uit vrees voor mijn persoon mij ontzien heb zieken te bezoeken of bij hen te blijven. Daar hij dit niet kan, verklaar ik hem voor een vuile lasteraar, die de diepe verachting der maatschappij overwaardig is. Steeg, den 19 Augustus 1866. De ondergeteekende kan en zal bewijzen, dat niemand hem verzocht heeft den heer Toewater of mevrouw in hunne ziekte bij te staan. Hij verklaart daarom de aantijging in de Provinciale Groninger Couranten van den 18 en 21 Augustus voor vuige laster. VAN DEEN."
Terms of Use   Search of the Day